zondag 21 oktober 2012

Wie heeft de pingpongbal?

Materiaal: Pingpongbal en een touw dat het midden van de ruimte aanwijst.
Spelverloop: Twee groepen staan in rijen tegenover elkaar. Eén van de groepen heeft de pingpongbal. De spelers geven de bal achter hun rug aan elkaar door. Op een teken van de spelleider wordt er gestopt. Wie de bal heeft, houdt deze vast. Nummer 1 van de tegenpartij mag nu raden wie de bal heft (er mag overlegd worden met de spelers die naast hem/haar staan). Is het goed dan krijgt zijn partij de bal. Is het niet goed geraden, dan mag de partij die de bal heeft een stap naar voren doen. (de spelleider bepaalt de grootte van de stap). Welke partij heeft het eerst het midden van de zaal bereikt?

Kleurenestafette

Materiaal: Zak met gekleurde papiertjes (kleuren gelijk aan de groepskleuren).
Spelverloop: In het midden staat een zak met gekleurde papiertjes. Van elke groep gaat de eerste naar de zak, pakt zijn kleur en tikt de volgende aan. Het is logisch dat ieder per keer maar één papiertje mee mag nemen. Welke groep heeft na 3 minuten de meeste papiertjes?

Wie begint?

Spelverloop: Eén speler verlaat de clubruimte. Je wijst een andere speler aan, die vreemde bewegingen zal maken, zoals stampen, zwaaien, kuchten enz. De rest van de spelers doen hem na. De speler van buitenaf komt binnen. Hij moet nu zo snel mogelijk de speler zien te vinden die telkens met een nieuwe beweging begint. De bewegingen moeten wel regelmatig veranderen. Als de speler gevonden is, gaat de volgende uit de clubruimte en kan het spel zich herhalen.

Ja of nee

Spelvoorbereiding: Je maakt een groot aantal (100) leuke vragen over school, thuis, karakter, sport e.d. De vragen kunnen alleen met ja of nee beantwoord worden.

Spelverloop: De spelers zitten in een kring. Je stelt aan een speler een vraag. Beantwoordt de speler de vraag bevestigend, dan moet hij een plaats naar rechts opschuiven. Zit daar al iemand, dan gaat hij gewoon bij diegenen op schoot zitten. Als de vraag ontkend wordt, blijft hij zitten, met wel de kans er één of meerderen op schoot te krijgen!

Variatie: Iedereen beantwoordt voor zichzelf de gestelde vraag. Bij ja schuift men een plaats naar rechts, bij nee een plaats naar links.

Fluisterpost

Materialen: geen

Spelverloop: Je fluistert een speler een paar zinnen in het oor. In die zinnen gaat het bijv. over muziek, muziekinstrumenten of muziekstukken. Bijv. ‘Jan kan al erg goed pianospelen. Hij speelt de stukken van Chopin’. De speler moet deze zinnen in het oor van de volgende speler fluisteren. Dit doorfluisteren moet zo snel mogelijk gebeuren. De laatste speler zegt de zinnen hardop voor de groep. Klopt het of niet? Dan begin je bij een andere speler opnieuw met andere zinnen.